Momenteel bestaan er in ons land 4 verschillende manieren om de identiteit van politieambtenaren te beschermen wanneer dat nodig blijkt binnen de uitoefening van hun functie. ‘Een wetgevend kader dat afdoende bescherming biedt’, aldus minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon in de Kamer. Er zijn dus niet meteen nieuwigheden op komst. De politiediensten moeten zich dus beroepen op de huidige mogelijkheden:
-
het naamplaatje vervangen door het interventienummer.
Artikel 41 van de Wet op het Politieambt voorziet dat de bevoegde overheid (al naargelang het geval de korpschef, de commissaris-generaal, de directeur-generaal of hun afgevaardigde) de toestemming kan geven om bij bepaalde interventies het naamplaatje te vervangen door het interventienummer;
-
het dienstadres opgeven bij getuigenverhoor in plaats van woonplaats.
Artikel 75ter van het Wetboek van Strafvordering laat toe dat personen die in de uitoefening van hun beroepsactiviteit belast zijn met de vaststelling van en het onderzoek naar een misdrijf of diegenen die naar aanleiding van de toepassing van de wet kennis nemen van de omstandigheden waarin het misdrijf werd gepleegd en in die hoedanigheid als getuige worden gehoord, in het raam van hun verhoor, hun dienstadres of het adres waarop ze gewoonlijk hun beroep uitoefenen, kunnen opgeven in plaats van hun woonplaats;
-
gebruik van code in plaats van identiteitsgegevens: de identiteit van de leden van de Directie Speciale Eenheden van de federale politie (CDU) en van politiemensen die onderzoek doen naar zware en georganiseerde criminaliteit kan worden afgeschermd door een code. Tenminste wanneer de beschermingsmaatregelen uit artikel 75ter Sv. niet volstaan om de bescherming te garanderen en er ernstige aanwijzingen bestaan dat de feiten waarop het onderzoek of de interventie betrekking hebben een terroristische misdrijf uitmaken, of dat het gaat om zware bendevorming (
artikel 112quater tot 112 undecies Sv.). Enkel de procureur des Konings of de onderzoeksrechter kan in dit kader kennis nemen van de volledige identiteit van de betrokken politieambtenaren;
-
keuze adres voor oproepingen en betekeningen:
artikel 75quater van het Wetboek van Strafvordering laat toe dat wanneer er een klacht wordt neergelegd tegen of door een persoon die op basis van de artikelen 112quater tot 112undecies onder een code onderzoek verricht of die, in de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten, belast is met de opsporing, de vaststelling, het onderzoek, de vervolging, het vonnissen van misdrijven of de uitvoering van de straf, de processen-verbaal of de andere stukken van het dossier geen melding maken van zijn vaste woon-of verblijfsplaats. De betrokkene kan het adres van zijn woonst kiezen waarop hem nadien de voor het onderzoek en het strafproces vereiste oproepingen en betekeningen zullen worden gedaan.
Bron: vraag van Jean-Marc Nollet aan minister van Binnenlandse Zaken, Jan Jambon, over ‘Terrorisme – identificatie van politieagenten’, Kamer van Volksvertegenwoordigers,
Bulletin nr. 111.