Het aantal ongevallen met fietsers die tegen de richting inrijden in een straat met beperkt eenrichtingsverkeer (BEV), ligt lager dan het aantal ongevallen met fietsers die met de autostroom meerijden. De ongevallen zijn ook minder ernstig wanneer de fietser tegen de autostroom inrijdt. Dat blijkt uit een studie van Mobiel Brussel en het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) in opdracht van Brussels staatssecretaris voor Mobiliteit Bruno De Lille.
Het aantal fietsongevallen waarbij de fietser tegen de autostroom inreed in een straat met BEV, bedraagt slechts 4,7% van alle fietsongevallen. Terwijl 25% van de Brusselse wegen ingericht is met beperkt eenrichtingsverkeer, hetzij zo’n 400 km. “De cijfers tonen aan dat tegen de stroom inrijden veiliger is. Beperkt eenrichtingsverkeer heeft zijn veiligheid bewezen en zou dus overal toegepast moeten worden waar het technisch kan. Deze studie doet daarover een aantal aanbevelingen die ik nu snel zal overmaken aan de gemeenten, zodat zij hiermee aan de slag kunnen”, zegt De Lille.
Rolmodel voor BEV
De Brusselse fietsmanager stelde de resultaten van de studie gisteren samen met het BIVV voor op het tweejaarlijkse internationale fietscongres Velo-city in Wenen. België was in 2004 het eerste land dat het beperkt eenrichtingsverkeer veralgemeende en verplichtte. Brussel is één van de weinige hoofdsteden waar zoveel straten open zijn voor fietsers in beide richtingen. Daardoor is Brussel volgens de staatssecretaris een rolmodel wat BEV betreft. “Het is een maatregel die vlug een enorm potentieel aan fietsbare straten toevoegt aan je stad. Het verkort ook vaak aanzienlijk de reistijd van de fietsers. Veel steden in de wereld zouden voordeel kunnen halen uit de maatregel. In die zin is de ervaring van Brussel en de resultaten van de studie ook voor hen belangrijk”, aldus De Lille.